Het bestuur van een BV zal bij een voorgenomen dividenduitkering moeten toetsen of het te voorzien is dat de uitkering ertoe kan leiden dat zij haar verplichtingen niet kan nakomen. De wetgever heeft bij de uitkeringstoets geen termijn genoemd die het bestuur hierbij in ogenschouw moet nemen. De vaak genoemde periode van 12 maanden na afloop van het betreffende boekjaar is de wettelijk voorgeschreven termijn die men in acht moet nemen bij het beoordelen van eventuele ernstige twijfel over de continuïteit van de vennootschap. Diezelfde termijn wordt echter niet gehanteerd in het kader van de uitkeringstoets.

Het hangt van de situatie af hoever een bestuur vooruit moet (proberen te) kijken. Vaak zal het niet redelijk zijn om van een bestuur te vragen verder te kijken dan een jaar na het opstellen van de jaarrekening. Soms is het echter prima mogelijk om na die termijn nog bijzonderheden te identificeren. U kunt hierbij denken aan een grote vervangingsinvestering of het aflopen van een lucratief langlopend contract. Wanneer een bestuur tot het randje wil gaan wat betreft de mogelijkheden om een dividenduitkering te doen, is het zeer aan te bevelen om dit te onderbouwen met een liquiditeitsprognose. Zijn er op langere termijn bijzonderheden te verwachten qua liquiditeit? Zo ja, dan zal de periode die de prognose beslaat logischerwijs zoveel langer moeten zijn als die bijzonderheden vereisen.