Met ingang van 1 januari 2014 wordt de stamrechtvrijstelling afgeschaft. Hierbij kon de belastingheffing over een ontslagvergoeding worden uitgesteld door de ontslagvergoeding te spreiden over de tijd. De overgangsmaatregel is enigszins verduidelijkt, zo laat werkgeversvereniging AWVN weten.

Voor stamrechtregelingen die op 31 december 2013 bestaan, geldt dat de ex-werknemer gebruik kan blijven maken van de oude faciliteit. Per 1 januari 2014 vervalt echter de verplichting om de ontslaguitkering in de vorm van periodieke uitkeringen uit te keren. Als het volledige tegoed in een keer en in 2014 wordt opgenomen, geldt een belastingkorting van 20%. De ex-werknemer betaalt dan niet over het volledige bedrag loonheffingen, maar slechts over 80% daarvan (de zogenaamde 80%-regeling). Het kabinet wil anticiperend gedrag van belastingplichtigen, die eind 2013 snel een stamrecht vestigen en dat in een keer opnemen in 2014 met een belastingkorting van 20%, beperken.

Daarom is voorgesteld dat het bedrag van de ontslagvergoeding voor 15 november 2013 moet zijn overgemaakt om van de 80%-regeling gebruik te kunnen maken. Als het bedrag op of na 15 november a.s. wordt overgemaakt, dan kan van de bijzondere belastingkorting geen gebruik worden gemaakt. De aanscherping van de 80%-regeling heeft overigens geen invloed op de mogelijkheden om alsnog in 2013 een fiscaal gefacilieerd stamrecht te vestigen op grond van de overgangsmaatregel.

Verduidelijking overgangsmaatregel

In de parlementaire behandeling is ook de overgangsmaatregel enigszins verduidelijkt, maar naar de mening van AWVN nog onvoldoende. Op grond van de overgangsmaatregel worden de op 31 december 2013 bestaande aanspraken op een uitkering ter vervanging van gederfd of te derven loon beschermd. Dat betekent dat de huidige fiscale regeling van toepassing blijft voor op 31 december 2013 bestaande aanspraken. De centrale vraag is wanneer een aanspraak geacht wordt te zijn gevestigd voor 31 december 2013. Het kabinet heeft aangegeven dat voor de kwalificatie of sprake is van een bestaande aanspraak het van belang is dat de aanspraak op 31 december 2013 voldoende bepaald is. Ook geeft het kabinet aan dat de datum waarop het ontslag plaatsvindt, met andere woorden, het moment waarop de dienstbetrekking eindigt, niet de beslissende factor is. Daaruit leidt AWVN af dat de aanspraak gevestigd kan zijn in 2013, ook als het dienstverband pas in 2014 eindigt, mits de aanspraak voldoende bepaald is. AWVN: ‘In onze optiek is de aanspraak voldoende bepaald als de werkgever en werknemer een afspraak hebben gemaakt over:

  • de datum van beëindiging van de dienstbetrekking,
  • de hoogte van de ontslagvergoeding en
  • als er uitvoering is gegeven aan het voornemen een stamrecht te vestigen.’

Vaak komen werkgever en werknemer de ontslagdatum en het bedrag van de ontslagvergoeding overeen in een zogenoemde vaststellingsovereenkomst. Aan het voornemen een stamrecht te vestigen kan uitvoering worden gegeven door het oprichten van een stamrecht-BV en met die vennootschap een stamrechtovereenkomst aangaan of door met een bank een overeenkomst aan te gaan voor banksparen. Er zijn meer mogelijkheden om het stamrecht onder te brengen. Van belang is dat de ex-werknemer het stamrecht contractueel heeft bedongen. Op dat moment is de aanspraak voldoende bepaald en kan eventueel van de overgangsmaatregel gebruik worden gemaakt.

AWVN: ‘Meer zekerheid kunnen we (pas) geven als het Ministerie van Financiën aangeeft wanneer de aanspraak voldoende bepaald is. Wij adviseren werkgevers om concrete gevallen voor te leggen aan de belastingdienst. Voorzichtigheid blijft geboden.’