De Wet Arbeidsmarkt in Balans bepaalt wanneer de werkgever een hoge of lage WW-premie moet berekenen. In de praktijk blijkt dat niet altijd eenduidig. Daarom komt het ministerie van SZW nu met een kennisdocument.
Contract leidend
Met de nieuwe vorm van premiedifferentiatie WW is de hoogte van de WW-premie niet meer afgeleid van de sector en de risicopremiegroep waarin de werkgever actief is. De aard van het contract – vast (voor onbepaalde tijd) of flexibel – is vanaf 2020 leidend voor de hoogte van de WW-premie. In geval van een vast contract betaalt de werkgever minder WW-premie. Zo worden werkgevers gestimuleerd om vaste contracten te bieden aan werknemers. Om in aanmerking te komen voor de lage premie moet het gaan om een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij geen sprake is van een oproepovereenkomst.
Uitzonderingen
Een probleem gaven tot nu toe de uitzonderingen. Er zijn drie situaties waarin de werkgever altijd de lage WW-premie mag betalen:
- Wanneer een werkgever met een BBL-leerling een praktijkovereenkomst sluit en die voorziet van dagtekening en in de administratie opneemt, dan mag de werkgever de lage WW-premie betalen als de werkgever ook een arbeidsovereenkomst met de BBL-leerling heeft. BBL staat voor Beroeps Begeleidende Leerweg. De praktijkovereenkomst kan gepaard gaan met een arbeidsovereenkomst doordat beide overeenkomsten door partijen worden gesloten of doordat uit de aard van de feitelijk te verrichten activiteiten en de verhouding waarbinnen die activiteiten worden verricht ook sprake is van een arbeidsovereenkomst. Let wel: de lage WW-premie is slechts van toepassing indien de praktijkovereenkomst is ondertekend door alle betrokken partijen (zijnde: de instelling, de student en het bedrijf dat of de organisatie die de beroepspraktijkvorming verzorgt). Indien de laatste handtekening op een later moment wordt gezet dan de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst, is over de tussenliggende periode de hoge WW-premie verschuldigd.
- De werkgever betaalt de lage WW-premie indien een arbeidsovereenkomst is gesloten met een werknemer jonger dan 21 jaar die maximaal 48 uur per aangiftetijdvak van vier weken of 52 uur per aangiftetijdvak van een kalendermaand verloond heeft gekregen. Het is hierbij niet van belang of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is gesloten of dat het een oproepovereenkomst betreft.
- De werkgever betaalt over uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen (WW, ZW, WIA, WAO, WAZO) de lage WW-premie. Dit is zowel het geval indien UWV de uitkering rechtstreeks aan de werknemer betaalt als wanneer de werkgever de uitkering van UWV ontvangt en aan de werknemer doorbetaalt (dit wordt een werkgeversbetaling genoemd) of als de werkgever eigenrisicodrager is en de uitkering zelf betaalt. Overigens geldt voor het gedeelte loon dat de werkgever naast de uitkering betaalt gewoon de hoofdregel dat de contractindicaties de hoogte van de WW-premie bepalen.
Download hier het Kennisdocument.