Uw vraag beantwoord

Hoe moet je omgaan met een onverdeelde boedel en box 3?

De jaarlijks aangifteronde inkomstenbelasting gaat weer starten. Als je op peildatum 1 januari 2022 gerechtigd bent in een onverdeelde boedel, dan zul je de waarde hiervan moeten aangeven in box 3. Maar hoe moet je dat verwerken en hoe zit het met de erfbelasting die nog moet worden betaald? Spaargeld, overige bezittingen en schulden worden immers verschillend in de belastingheffing betrokken. Per vermogensbestanddeel moet je jouw aandeel daarin aangeven in box 3. Dus een aandeel in een ervenrekening geef je aan als banktegoed, maar een aandeel in bijvoorbeeld een verhuurde woning geef je aan bij overige onroerende zaken.

Dit was altijd al zo, maar veel mensen gaven het totale bedrag aan bij overige bezittingen. Voor de belastingheffing in box 3 had dat verder geen gevolgen. Maar nu maakt het wel degelijk uit of een boedel ook bank- en spaartegoeden omvat. Hoewel je belastingschulden niet als schuld in box 3 mag opnemen, geldt er een uitzondering voor de erfbelasting. Als er op de peildatum nog geen aanslag erfbelasting is opgelegd of de opgelegde aanslag is nog niet betaald, dan mag je de nog te betalen erfbelasting opnemen als schuld in box 3.

Let op

Voor schulden in box 3 geldt een drempel van € 3.200 (€ 6.400 voor fiscale partners).

Ben ik nou (nog) ondernemer of niet?

Een vraag die zich (helaas) regelmatig voordoet. U begint vol goede moed aan een onderneming. U schrijft zich in bij de Kamer van Koophandel, plaatst advertenties en misschien huurt u zelfs een accountant of administratiekantoor in voor uw boekhouding. 
Maar na verloop van tijd blijken de zaken toch minder goed te verlopen en blijken de inkomsten toch minder te zijn dan verwacht.
Hoe gaat u dan hiermee om in uw aangifte inkomstenbelasting? Heeft u dan nog wel een onderneming?

De inkomstenbelasting kent, naast inkomsten uit dienstbetrekking (loon) twee categorieën inkomsten:

  • Belastbare winst uit onderneming (WUO)
  • Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden (ROW)

Onder winst uit onderneming wordt verstaan de winst di u als ondernemer geniet uit één of meer ondernemingen.
Volgens de wet is een ondernemer de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. Als u uw onderneming bij de Kamer van Koophandel heeft ingeschreven, dan is dat het geval.
Om te kunnen beoordelen of sprake is van een onderneming voor de inkomstenbelasting kijkt de Belastingdienst ook of de belastingplichtige ondernemersrisico loopt.

In de jurisprudentie staat een onderneming als volgt omschreven: een onderneming is een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal die gericht is op deelname aan het economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen (subjectief criterium). De te behalen winst moet bovendien redelijkerwijs te verwachten zijn (objectief criterium).

Volgens de wet is belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit één of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren, Daarvan is sprake als u arbeid verricht in het economisch verkeer waarmee u een geldelijk voordeel beoogt dat u redelijkerwijs kunt verwachten en deze arbeid verrichtte hij niet als ondernemer of in een dienstbetrekking.

Het onderscheid tussen winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden is vooral van belang voor de ondernemersfaciliteiten zoals zelfstandigenaftrek, startersaftrek etc. Deze zijn namelijk alleen van toepassing als u winst uit onderneming geniet.

Het onderscheid tussen de verschillende categorieën is vaak moeilijk te maken. In twijfelgevallen kunt u op de website van de belastingdienst de Ondernemerscheck uitvoeren.

Uiteraard kunt u ook contact met ons opnemen. Wij helpen u graag. U bereikt ons via [email protected] of 036-2022 132.

 

Mijn voorlopige aanslag is te hoog! Hoe kan ik dit aanpassen?

Is uw voorlopige aanslag te hoog of te laag, of krijgt u te maandelijks te veel of te weinig terug? Dan is het verstandig om de voorlopige aanslag aan te passen.

U kunt dit eenvoudig zelf doen door met uw DigiD in te loggen in de Mijn Belastingdienstomgeving.
Kies vervolgens voor: Inkomstenbelasting
Kiest het jaar waarvoor u uw aangifte wilt aanpassen.
Vervolgens klikt u op: ‘een voorlopige aanslag aanvragen of wijzigen voor een maandelijkse teruggaaf of betaling’.

Daarna kunt u de gegevens van uw verwachte inkomsten en aftrekbare kosten invullen.

Nadat u het verzoek heeft verzonden krijgt u meestal binnen 4 tot 5 weken bericht van de belastingdienst. Soms duurt het langer, maar u krijgt altijd binnen 8 weken bericht.

 

Wilt of kunt u deze aanpassing niet zelf doen? Dan kunnen wij dit uiteraard ook voor u verzorgen. U bereikt ons via [email protected] of 036-2022 132.

 

 

Wat is het verschil tussen een aangifte en een aanslag?

Wij merken regelmatig dat er bij clienten nog wel eens verwarring bestaat over het verschil tussen een aangifte en een aanslag. En, samenhangend daarmee, over het verschil tussen twee verschillende soorten belastingen, nl. aangiftebelastingen en aanslagbelastingen.

Om te beginnen:

  • Een aangifte is een biljet dat u naar de belastingdienst stuurt. Vroeger was dat een papieren biljet (boekwerk), maar tegenwoordig is dit vrijwel altijd een digitaal biljet.
  • Een aanslag is een biljet dat u van de belastingdienst ontvangt, waarop staat wat u moet betalen, of terugontvangt.

Dan het verschil tussen aangifte- en aanslagbelasting.

Bij een aangiftebelasting moet u zelf de belasting berekenen en betalen.
De bemoeienis van de belastingdienst is minimaal. U doet zelf aangifte en moet deze dan ook zelf betalen, zonder dat er sprake is van een aanslag.
Voorbeelden van aangiftebelastingen zijn

  • loonbelasting
  • omzetbelasting
  • dividendbelasting

Bij een aanslagbelasting moet u wel aangifte doen, maar niet direct betalen. U betaalt pas nadat u een aanslag heeft ontvangen. De betrokkenheid van de belastingdienst is veel intensiever, omdat zij de aangifte, veelal geautomatiseerd, beoordelen en vervolgens een aanslag opleggen. Voorbeelden van aanslagbelastingen zijn:

  • inkomstenbelasting
  • vennootschapsbelasting
  • erf- en schenkbelasting

 

Dienstverband of niet?

Recent kregen we de volgende vraag van een cliënt:
Binnenkort komt er iemand bij ons werken. Zij zal op zaterdagochtend ongeveer 3 uur per week werken. Op welke manier kunnen wij haar betalen? Moeten we haar dan in loondienst nemen? 

Voor een opdrachtgever is het van belang om vast te stellen of hij met iemand die werkzaamheden voor hem of haar verricht een (echte of fictieve) dienstbetrekking heeft of niet. Is dat wel het geval dan is de opdrachtgever voor de loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en Zorgverzekeringswet werkgever. Dit heeft tot gevolg dat de opdrachtgever op de beloning voor de werkzaamheden loonheffingen en premies werknemersverzekeringen en Zorgverzekeringswet moet inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. Gebeurt dit niet (omdat de opdrachtgever ten onrechte van mening is dat hij niet inhoudingsplichtig is), dan kan de Belastingdienst later naheffingsaanslagen opleggen, vaak verhoogd met boete en rente. De opdrachtgever moet dan maar afwachten of hij er in slaagt deze bedragen te verhalen op de opdrachtnemer.

Als iemand in uw onderneming komt werken zijn er in beginsel drie mogelijkheden:

De desbetreffende persoon

  1. heeft een dienstverband met u
  2. verricht diensten aan u als ondernemer (een zzp-er is ook een ondernemer)
  3. geen van bovenstaande

1 Dienstverband
Er is sprake van een dienstverband als de relatie aan de volgende drie kenmerken voldoet:

a. Er moet sprake zijn van betaling voor de verrichte arbeid.

Als hoofdverplichting van de werkgever vloeit uit de arbeidsovereenkomst voort de betaling van het loon op de daartoe bepaalde tijd en in de toegestane vorm(en). Het loon behoeft niet tot een vooraf vaststaande hoogte of in een vast geldbedrag te zijn overeengekomen.
Een (reële) kostenvergoeding vormt geen loon in de zin van het Burgerlijk Wetboek.

b. De arbeid moet persoonlijk worden verricht

De werknemer moet persoonlijk de bedongen arbeid verrichten. Daarvan kan slechts met toestemming van de werkgever worden afgeweken.

c. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding.

Een gezagsverhouding is het recht van de werkgever om de werknemer opdrachten en aanwijzingen te geven over het werk dat de werknemer moet doen. De werknemer moet de aanwijzingen opvolgen. Ook als een werkgever feitelijk tijdens de uitvoering van de werkzaamheden niet of nauwelijks opdrachten en aanwijzingen geeft, kan er toch sprake zijn van een gezagsverhouding.

Ontbreekt één van deze drie kenmerken, dan is er geen sprake van een dienstverband.
Hierbij gaat het niet alleen om hoe dit omschreven staat in de overeenkomst, maar vooral over de vraag hoe in de praktijd gehandeld wordt.

2 Diensten als ondernemer
Als de persoon die de diensten verricht als ondernemer dan zal hij zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en facturen sturen voor de overeengekomen vergoeding..
Maar ook dan zal de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer niet moeten kunnen worden beschouwd als dienstverband.
Als u een schilder inhuurt om uw pand te schilderen, dan is het meestal wel duidelijk dat er geen sprake is van een dienstverband.
Maar als u een zzp-er inhuurt om uw afdeling verkoop te leiden, dan wordt het al lastiger.

Om te voorkomen dat een een overeenkomst als dienstverband wordt beschouwd kunt u gebruik maken van één van de door de belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten. Deze kunt u HIER vinden.

3 Geen van bovenstaande
Als er geen sprake is van een dienstverband of diensten als ondernemer dan worden de uitbetaalde bedragen beschouwd als Uitbetaling aan derden.
Dat betekent dat de ontvanger van het bedrag deze bedragen in zijn aangifte inkomstenbelasting dient aan te geven als Resultaat uit overige werkzaamheden.

De opdrachtgever dient deze uitbetaalde bedragen dan binnen een maand na afloop van het jaar door te geven aan de belastingdienst.
Meer informatie hierover vind u HIER.

Hoeveel mag ik belastingvrij aan mijn (klein)kinderen schenken?

Als u een schenking doet aan uw kind of kleinkind dan moet over deze schenking in principe schenkbelasting betaald worden.
Maar gelukkig is jaarlijks een bedrag van  € 5.677 (2022) per kind vrijgesteld. Dit vrijgestelde bedrag geldt voor de totale schenking door beide ouders, ook als deze gescheiden zijn, en wordt ieder jaar aangepast.
Voor een schenking aan kleinkinderen geldt deze vrijstelling niet.

Daarnaast mag u éénmalig een bedrag van € 27.231 schenken, mits het kind tussen de 18 en 40 jaar oud is.

Over het niet vrijgestelde deel van de schenking aan een kind tot € 130.134 is 10% schenkbelasting verschuldigd. Daarboven geldt een tarief van 20%. Voor schenkingen aan kleinkinderen zijn deze percentages resp. 18% en 36%.

Wat te doen als u ongevraagd een voorlopige aanslag inkomstenbelasting ontvangt?

Mogelijk hebt u in januari 2022 voor het eerst, ongevraagd, een voorlopige aanslag inkomstenbelasting (IB) ontvangen. Dat kan even schrikken zijn. U was misschien gewend om achteraf, na vaststelling van de definitieve aanslag, uw IB over het voorgaande jaar te betalen. Omdat u nu een voorlopige aanslag krijgt, moet u gedurende het belastingjaar al IB betalen.   

Als u in voorgaande jaren met de definitieve aanslag IB moest (bij)betalen, zal de Belastingdienst, ongevraagd, een te betalen voorlopige aanslag opleggen. Dit kan voor u, als u voor het eerst een voorlopige aanslag ontvangt, eenmalig leiden tot een tijdelijke relatief hoge belastingdruk. Deze ontstaat als u vóór 1 maart 2022 moet starten met het betalen van de belasting over het geschatte inkomen van het huidige jaar, terwijl u ook de definitieve aanslag IB over het vorige jaar nog moet voldoen.

Met de voorlopige aanslag streeft de Belastingdienst ernaar om de betalingen van de IB gelijk te laten lopen met het werkelijke inkomen. Dan is achteraf het verschil tussen de voorlopige en definitieve aanslag niet zo groot.
Ter vergelijking: in loondienst houdt de werkgever per maand belasting in en krijgen werknemers een nettoloon uitbetaald. Zij betalen dus ook belasting op het moment zij hun inkomen verdienen.

Berekening voorlopige aanslag

Het bedrag van de voorlopige aanslag is de best mogelijke schatting, gebaseerd op gegevens van een eerdere definitieve aanslag, of informatie die de belastingplichtige heeft doorgegeven aan de Belastingdienst. Daarbij zijn de gevolgen van de veranderingen in de belastingen die voor 2022 gelden – en die van toepassing zijn op de situatie van de belastingplichtige – in de voorlopige aanslag doorberekend.

Verzoek vermindering

U kunt een verzoek indienen om de voorlopige aanslag te verminderen. Uiteraard kunnen wij dit ook voor u verzorgen. U moet er wel rekening mee houden dat u met de definitieve aanslag alsnog IB moet bijbetalen, als het werkelijk gerealiseerde inkomen hoger is dan vooraf ingeschat.

Voorbereiden op de ongevraagde voorlopige aanslag

Als u nu uw belasting achteraf betaalt met de definitieve aanslag, kunt u zich alvast voorbereiden op het 1e jaar dat u een voorlopige aanslag zal ontvangen. Wees er dus ook op voorbereid dat de betaling van de definitieve aanslag van het voorgaande jaar én de start van de betalingstermijnen van de voorlopige aanslag vanaf februari, in dezelfde periode lopen. Zo kunt u in uw financiële planning rekening houden met de nieuwe situatie.

Ook kunnen wij voor starters een voorlopige aanslag aanvragen, zodat u niet verrast wordt door een ongevraagde voorlopige aanslag.

Kan ik al btw op kosten/investeringen aftrekken als ik nog geen omzet heb?

Jazeker, dat kan, mits er sprake is van btw-ondernemerschap.

En er is sprake van btw-ondernemerschap als u zelfstandig en met zekere regelmaat economische activiteiten uitvoert.

Voor de omzetbelasting omvat het begrip economische activiteiten ook voorbereidende werkzaamheden gericht op een duurzaam deelnemen aan het economische verkeer.
De aanschaf van goederen en het inkopen van diensten vormen volgens de rechtspraak namelijk ook economische activiteiten.
De aanschaf leidt dus tot belastingplicht en is de eerste handeling waardoor de aanschaffer belastingplichtig wordt.

Een volgende voorwaarde is dat de aangeschafte goederen en diensten gebruikt moeten worden voor belaste handelingen.

Als u een onderneming wil starten, schrijf u dan zo snel mogelijk in bij de Kamer van Koophandel. Dan wordt automatisch een btw-nummer toegekend.
Als u al btw heeft betaald, voordat u een btw nummer heeft ontvangen, dan kan die btw door middel van een suppletie worden teruggevraagd of, als het btw-bedrag minder dan € 1.000 bedraagt, in de eerste aangifte worden verwerkt.

 

Mag ik (een deel van) de huur van mijn woning als zakelijke kosten aftrekken?

Over deze vraag was een paar jaar geleden (2016) veel te doen. De Hoge Raad had namelijk beslist dat als u de woning voor meer dan 10% gebruikt ten behoeve van de onderneming, u de gehele huur ten laste van de fiscale winst kon brengen. Vervolgens moest een correctie voor het privégebruik worden gemaakt.

Maar deze situatie is destijds al snel gerepareerd door de Staatssecretaris. De huidige stand van zaken is als volgt:

Bij de zakelijk gebruikte ruimte (de zogenoemde werkruimte) in de privéwoning zijn twee criteria van belang:

  • het zelfstandigheidscriterium; en
  • het inkomenscriterium.

Aan het zelfstandigheidscriterium wordt voldaan indien de werkruimte naar verkeersopvatting een zelfstandig gedeelte van de woning vormt. De werkruimte onderscheidt zich duidelijk door uiterlijke kenmerken van de rest van de woning. Indicaties zijn dat de ruimte beschikt over een eigen op- of ingang en over eigen sanitaire voorzieningen. Ook van belang is of de ruimte apart verhuurbaar is.

Aan het inkomenscriterium wordt voldaan indien de werkruimte intensief gebruikt wordt voor de verwerving van inkomen. Onder inkomen wordt in dit verband verstaan het totaal van de door de ondernemer genoten winst uit onderneming, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Hierbij is van belang of elders nog de beschikking is over een werkruimte. Als andere werkruimte beschikbaar is, dan is voor de kwalificatie van de werkruimte in de privéwoning als werkruimte in fiscale zin, van belang dat 70% of meer van alle inkomsten fysiek in de werkruimte in de privéwoning worden verdiend. Als geen andere werkruimte beschikbaar is dan de werkruimte in de privéwoning, dan is voor de kwalificatie als werkruimte in fiscale zin van belang dat 70% of meer van alle inkomsten in of vanuit die werkruimte worden verdiend én dat minimaal 30% van alle inkomsten fysiek in die werkruimte verdiend moet zijn.

Indien niet aan het zelfstandigheidscriterium of aan het inkomenscriterium wordt voldaan, is geen sprake van een werkruimte in fiscale zin. De huurkosten zijn dan niet aftrekbaar.

Indien wel aan zowel het zelfstandigheidscriterium als aan het inkomenscriterium wordt voldaan, is in principe sprake van een werkruimte in fiscale zin (een kwalificerende werkruimte). De belangrijkste gevolgen zijn dan:

  • een evenredig deel van de huur is aftrekbaar van de winst, verhoogd met huurderslasten (zoals het schilderen van de werkruimte);
  • de kosten van verwarming, verlichting, inrichting en andere op de werkruimte betrekking hebbende kosten zijn 100% aftrekbaar.

 

Mag een werkgever vragen of een werknemer gevaccineerd is?

De sites van de Rijksoverheid en de Autoriteit Persoonsgegevens melden sinds kort dat de werkgever tóch aan werknemers mag vragen of ze gevaccineerd zijn. Eerder leek het onmogelijk voor werkgevers om de vaccinatiestatus op te vragen. Wat mag er nu precies wel en niet? De Algemene Werkgeversvereniging Nederland, kortweg AWVN heeft hierover een artikel gepubliceerd dat wij graag onder uw aandacht brengen.  Wat vindt AWVN en wat raden zij werkgevers aan?

Richtlijnen vanuit de overheid

Een werkgever mag vragen of een werknemer gevaccineerd is (of een geldig test- of herstelbewijs heeft). De werkgever mag echter niet vastleggen welk antwoord de werknemer heeft gegeven. Het gaat hier immers om een antwoord op een vraag naar een gezondheidsgegeven. De werknemer hoeft bovendien op de vraag van de werkgever geen antwoord te geven.

Vervolgvraag is of de werkgever er ook arbeidsrechtelijke consequenties aan mag verbinden als de werknemer antwoordt dat hij niet gevaccineerd is of als hij geen antwoord wil geven.

De Rijksoverheid meldt dat als de werkgever weet dat een werknemer niet is gevaccineerd, of als een werknemer dit niet wil zeggen ongeacht de reden daarvoor, dat aanpassing van werk een mogelijkheid is. Er worden ook voorbeelden genoemd:

  • een aangepast werkrooster;
  • het aanbieden van een andere werkplek;
  • het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen;
  • of als het werk het toelaat, thuiswerken.

Tot slot mag de bedrijfsarts vragen of een werknemer gevaccineerd is, mits daar een goede reden voor is, bijvoorbeeld omdat er kwetsbare mensen werken. Deze gegevens mag de bedrijfsarts niet met de werkgever delen. Wel mag hij een beeld van de vaccinatiegraad binnen het bedrijf geven.

Wat vindt AWVN?

De werkgever moet voor een veilige werkomgeving kunnen zorgen voor al zijn medewerkers. Het is daarom begrijpelijk dat werkgevers willen weten of medewerkers gevaccineerd zijn, zeker als zich kwetsbare mensen in de werkomgeving bevinden. Tegelijkertijd moeten werkgevers de privacy van medewerkers respecteren. Voor de spagaat waarin werkgevers zich bevinden, heeft AWVN onlangs aandacht gevraagd bij het kabinet.

Waar de discussie zich nu op richt is of het vragen naar vaccinatiestatus zonder wettelijke grondslag mogelijk is. Er lijkt een kleine opening te ontstaan nu de overheid heeft aangegeven dat vragen vrij staat. Voor werkgevers die zich zorgen maken om de werkveiligheid is dat goed nieuws. Wel blijft het opletten, want het op enigerlei wijze verwerken van vaccinatiegegevens blijft een overtreding van de privacyregels. Het gebruiken van een vragenlijst of app om medewerkers te bevragen is dus niet toegestaan.

Daarnaast is het belangrijk te beseffen dat aan de wet- en regelgeving in de afgelopen periode niets is veranderd. Slechts de interpretatie die de overheid en de Autoriteit Persoonsgegevens  aan de wet- en regelgeving geeft, is gewijzigd. Deze interpretatie van de overheid heeft geen juridische status. Het zal bij arbeidsrechtelijke geschillen uiteindelijk aan de rechter zijn om te beoordelen wat onder de huidige wetgeving wel of niet mogelijk is.

Het is belangrijk dat werkgevers zorgvuldig nagaan of het noodzakelijk is om vaccinatiestatus op te vragen en of daaraan maatregelen moeten worden gekoppeld. In een eventueel geschil zal namelijk onder andere worden meegewogen of de maatregel die de ongevaccineerde medewerker treft proportioneel is ten opzichte van het doel om de werkomgeving te beschermen. Het begint dus bij de vraag: zijn er andere manieren om de werkveiligheid te vergroten? Denk aan deels thuiswerken of medewerkers regelmatig vragen om zich te laten testen. Het gesprek hierover aangaan met medewerkers kan helpen om samen tot een gedragen beleid te komen. En als er maatregelen worden getroffen die zijn gericht op ongevaccineerde medewerkers, hoe kunnen deze hen dan zo min mogelijk belasten? Het opleggen van persoonlijke beschermingsmiddelen en -maatregelen zal bijvoorbeeld minder snel als disproportioneel worden gezien dan mensen op non-actief stellen.

AWVN vindt het goed dat het kabinet zich buigt over het dilemma dat bij werkgevers is ontstaan rondom vaccineren en werkveiligheid. Wel maakt AWVN zich zorgen over de onduidelijkheid die voor werkgevers is blijven bestaan. Voor werkgevers blijft het immers onzeker wat wel en niet mag of mogelijk moet om een veilige werkplek te kunnen bieden, en welke consequenties hun keuze nu en in de toekomst kan hebben. Duidelijke wet- en regelgeving op dit punt heeft dan onze sterke voorkeur. AWVN zal hiervoor bij het kabinet aandacht blijven vragen.

Bron: AWVN